Onmiddellijke betaling in de praktijk
Wanneer een werkgever een werknemer ontslaat zonder dat deze een opzeggingstermijn moet presteren, dan moet de werkgever een verbrekingsvergoeding betalen. Deze moet in principe onmiddellijk na de laatste arbeidsdag door de werkgever betaald worden. In de praktijk gebeurt deze betaling op het ogenblik van de eerstvolgende loonverwerking door de loondienst of het sociaal secretariaat, dus meestal op het einde van de lopende maand.
Laattijdige betaling van de verbrekingsvergoeding
Een werkgever die een verbrekingsvergoeding laattijd betaalt, kan verplicht worden om interesten te betalen op het verschuldigde bedrag. De interesten die een werkgever verschuldigd is bij het laattijdig betalen van de verbrekingsvergoeding bedroegen in 2019 2 %. Voor het jaar 2020 bedraagt de verschuldigde interesten 1,75 %. Tot voor 1 juli 2005 werd algemeen aangenomen dat deze interesten berekend worden op het nettobedrag van de verbrekingsvergoeding. Het nettobedrag bekomt men door van het bruto-bedrag zowel de rsz-bijdrage à rato van 13,07% als de verschuldigde bedrijfsvoorheffing af te trekken.
Door een Wet van 26 juni 2002 moet sinds 1 juli 2005 de interest berekend worden op het brutobedrag, wat de sanctie bij laattijdige betaling gevoelig verhoogt voor de laattijdige werkgever.
De uitzondering op de regel
Op deze algemene regel van onmiddellijke en algehele betaling van de verbrekingsvergoeding bestaat krachtens artikel 39bis van de arbeidsovereenkomstenwet één fundamentele uitzondering. Namelijk bedrijven in moeilijkheden of ondernemingen die met uitzonderlijke ongunstige omstandigheden geconfronteerd worden, kunnen bij onmiddellijk ontslag de opzeggingsvergoeding betalen in maandelijkse schijven. Het gaat hier onder meer over bedrijven, die in de laatste twee jaarrekeningen voor het ontslag, zeer zware verliezen hebben geboekt of over bedrijven die overgaan tot een collectief ontslag. Ook werkgevers, die tijdens het jaar dat het jaar van de ontslagen voorafgaat een aantal werkloosheidsdagen heeft gekend dat ten minste gelijk is aan 20% van het totaal aantal werkdagen, kunnen zich beroepen op deze uitzondering.
Schriftelijke verwittiging
Een bedrijf dat zich effectief op deze uitzonderingsmaatregel wil beroepen, moet hiervan de ontslagen werknemer schriftelijk verwittigen met verwijzing naar voornoemd artikel 39bis. In deze brief moet de werkgever ook uitdrukkelijk aangeven op welke uitzonderingssituatie hij zich precies beroept. Om bewijsproblemen te vermijden, valt het aan te raden een dergelijke mededeling per aangetekend schrijven te betekenen aan de ontslagen werknemer.
Indien in de periode van uitbetaling in schijven van de verbrekingsvergoeding het loon van de niet ontslagen werknemers van het bedrijf wordt geïndexeerd, dan moeten deze nieuwe indexaties ook toegepast worden op de nog te betalen schijven van de verbrekingsvergoeding.