Groepsverzekeringen zijn populair.
De groepsverzekering kan werknemers een stevige aanvulling bezorgen op het wettelijk pensioen. Dat blijkt geen overbodige luxe, want het wettelijk pensioen is voor velen ontoereikend om hun levensstandaard te behouden na hun loopbaan.
Contract tussen werkgever en verzekeraar.
Het systeem van groepsverzekering houdt meestal in dat er een verzekeringscontract wordt gesloten tussen de werkgever en de groepsverzekeraar. De werkgever verbindt er zich dan toe om maandelijks bijdragen te storten in de groepsverzekering ten gunste van zijn werknemers (in een “vaste bijdragen” plan). De werkgever kan ook aan zijn werknemers een vooraf bepaald aanvullend pensioenkapitaal beloven bij pensionering (in een “vaste prestaties” plan). Het is uiteindelijk de groepsverzekeraar die bij pensionering van de werknemer het kapitaal gaat uitbetalen aan de ex-werknemer.
Verzekeringsmaatschappij failliet: wie betaalt?
Naar aanleiding van de vereffening van de Antwerpse verzekeringsmaatschappij Apra Leven dagvaardden twee ex-werknemers hun ex-werkgever om in de plaats van de verzekeraar in vereffening het pensioenkapitaal uit te betalen. De arbeidsrechtbank oordeelde in de eerste zaak dat een dergelijke eis pas kan ingesteld worden op het ogenblik dat de ex-werknemer de leeftijd heeft bereikt om het pensioenkapitaal effectief te innen en niet vroeger. Immers, het is pas dan dat het recht ontstaat op het pensioenkapitaal.
Ex-werknemer is geen contractuele partij.
In de tweede zaak kon de ex-werkneemster wel reeds aanspraak maken op haar pensioenkapitaal. De rechter oordeelde dat de ex-werkgever er zich enkel toe had verbonden om maandelijks tijdens de tewerkstelling een premie te storten in de groepsverzekering, maar niet om bij de pensioenleeftijd een kapitaal te storten. Dus kan de ex-werkgever hiervoor ook niet aangesproken worden. De storting van het kapitaal is enkel en alleen de contractuele verplichting van de groepsverzekeraar. De ex-werknemer is geen contractuele partij bij dit contract met de ex-werkgever.
Aanzuivering van tekorten reserves en minimumrendement wél gegarandeerd.
Gelukkig bleef de ex-werkneemster niet met lege handen achter. Krachtens de WAP-wetgeving (Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen), is de ex-werkgever wel aansprakelijk om mede een bepaald minimum rendement te garanderen voor de door de werkgever gedane stortingen ten behoeve van de ex-werknemer (toen nog 3,25 % op de bijdragen die werden gestort in de groepsverzekering). De rechter oordeelde dat de werkgever gehouden is tot het aanzuiveren van eventuele tekorten van de verworven reserves en eventuele tekorten t.a.v. de minimum rendementsgarantieverplichting op het ogenblik van pensionering. Aldus werd in deze zaak de ex-werkneemster toch nog gedeeltelijk vergoed.
Ook in derde zaak draait werkgever op voor aanzuivering tekorten.
In een derde zaak naar aanleiding van de vereffening van Apra Leven heeft het Hof van Cassatie dit standpunt bevestigd. Het Hof van Cassatie is van oordeel dat bij “uittreding” van de werknemer uit de pensioenregeling, bijvoorbeeld bij het einde van de arbeidsovereenkomst, de werkgever verplicht is om de tekorten van de verworven reserves en de tekorten van de minimumrendementsgarantie aan te zuiveren, ongeacht de oorzaak van de tekorten. De werkgever moet bij uitdiensttreding van de werknemer altijd opdraaien voor de tekorten van de verworven reserves en van de rendementsgarantie, zelfs wanneer de vereffening of het faillissement van de pensioeninstelling de oorzaak is van deze tekorten.